Oceaanleegte? Nee, we gaan Nemo níét moeten zoeken in 2048
- elisabet82
- 10 dec.
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 21false56 GMT+0000 (Coordinated Universal Time)
Dagelijks verschijnen er heel wat voorspellingen die een doembeeld voorstellen en zich vastzetten in ons collectieve geheugen. Tegen 2048 zijn de oceanen leeg is zo’n stelling. Verschillende documentaires of horrorverhalen over overbevissing zorgen er natuurlijk voor dat zo’n angstaanjagende toekomstvisie blijft leven onder de mensen. Maar zoals vaak met dramatische voorspellingen is de waarheid veel genuanceerder. Hoogdringend tijd dus om die hardnekkige mythe te fileren en te ontdekken waarom de oceanen het beter doen dan we denken.
Door Ingo Pauwels

Waar komt die fameuze 2048 vandaan?
Daarvoor moeten we even teruggaan naar het jaar 2006, toen mariene bioloog en ecoloog Boris Worm en zijn collega-onderzoekers een paper publiceerden over biodiversiteitsverlies in onze oceanen. In hun conclusie vermeldden ze dat er in 2048 een globale instorting van 100 procent zou plaatsvinden van alle taxa die toen gevist werden. Voor de niet-biologen onder ons: taxa zijn groepen gelijksoortige organismen, of soorten om het kort door de bocht uit te drukken. Ze baseerden zich daarbij op een grafiek met vangstdata uit de Food and Agriculture Organization of the United Nations (UN FAO) databank en suggereerden dat alle taxa zouden wegvallen als de toenmalige trend zich aan een constante snelheid zou voortzetten.
“Zelfs in een worstcasescenario blijft er nog vis over. Maar zo’n scenario ligt gelukkig niet op tafel.”
En daar ging de bal aan het rollen. Want de nieuwsmedia namen die bewering, die zelfs niet op kwalitatief hoogstaande data was gebaseerd, blindelings over. The New York Times sprak van een “globale ondergang van vissoorten”. Alleen was er een belangrijk detail dat iedereen over het hoofd zag: Worm en zijn collega’s definieerden ‘ineenstorting’ als visvangst die onder 10 procent van het historische maximum ligt. Het vissenloze oceaanbeeld is dus allesbehalve van wetenschappelijk niveau. Zelfs in een worstcasescenario blijft er nog vis over, ondanks de serieuze vermindering van populaties. Gelukkig hoeven we met dat worstcasescenario geen rekening te houden.

De onderzoekers trekken het anker weer in
De studie van Worm en zijn collega’s zorgde voor veel discussie in de academische visserijwereld. Optimisten lagen in de clinch met pessimisten, tot beide kampen besloten om de handen in elkaar te slaan en de globale status van vispopulaties samen grondig uit te zoeken. Worm (de pessimist) en Ray Hilborn (de optimist) begonnen een grootschalig project op poten te zetten, mogelijk gemaakt door het National Center for Ecological Analysis and Synthesis (NCEAS). In plaats van visvangst-data te gebruiken, bouwden ze een database met globale visbestanden uit om de talrijkheid aan vis in elke populatie te meten.
In 2009 verschenen hun resultaten in het tijdschrift Science. Hoewel veel visplaatsen onder druk staan, blijft de visvangst in 7 van de 10 onderzochte ecosystemen binnen de duurzame perken. Daarbij toont hun nieuwe grafiek een afgevlakte curve in plaats van een constant stijgende. De oceanen volgen het rampscenario uit 2006 niet: de voorspelde globale instorting zal dus niet gebeuren. Meer zelfs, heel wat visplaatsen hebben een stabiele of verbeterde positie ingenomen. Worm en zijn collega’s hebben dan ook verklaard dat ze niet meer achter hun initiële bewering staan.

“De oceanen volgen het rampscenario niet: de globale instorting zal niet gebeuren.”
In 2020 gaf dezelfde onderzoeksgroep een update over de globale staat van de visbestanden. Hun resultaat werd herbevestigd: over het algemeen zijn de meeste visgebieden op z’n minst stabiel gebleven. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we de problemen die er wél zijn over het hoofd moeten zien. Want er zijn wel degelijk vispopulaties die in de nesten, of beter gezegd, de netten zullen zitten als we geen actie ondernemen. Maar dat Nemo nergens meer te vinden is tegen 2048 is absolute onzin.



