‘What if I fall, oh but my darling, what if you fly?’
- elisabet82
- Sep 1
- 4 min read
Updated: Oct 3

‘Waar een wil is, is een weg’, is al altijd mijn persoonlijk leidmotief geweest. Ik weet niet waar ik ooit de inspiratie heb opgedaan. Ben ik misschien onbewust beïnvloed door de fanfare in het kleine Vlaams-Brabantse dorp waar ik ben opgegroeid en die de naam droeg van ‘Willen is kunnen’? Of was het dan toch dat vooruitgangsoptimisme dat zo kenmerkend was voor de jaren zestig? De meest memorabele dag was 21 juli van 1969 toen binnen hetzelfde etmaal Eddy Merckx als Belg voor het eerst sinds vele jaren opnieuw in de gele trui over de eindmeet finishte in de Ronde van Frankrijk, terwijl die nacht Neil Armstrong als eerste mens ooit een stap op de maan zette. Adolescentenjaren zijn formatieve jaren, weten psychologen. Ik ben misschien altijd dat jongetje van toen gebleven dat met verwondering naar de wereld rondom zich kijkt en altijd de hoop heeft gekoesterd om vooruit te kijken en de hoop nooit op te geven. Nooit opgeven, je krijgt altijd een tweede kans, is ook de boodschap die ik aan mijn opgroeiende kinderen heb meegegeven.
We zijn wel degelijk in staat om ons leven, onze toekomst zelf in handen te nemen.

Maar dat betekent niet dat we permanent met ons hoofd in de spreekwoordelijke wolken moeten lopen. We moeten de feiten en de werkelijkheid onder ogen durven en willen zien: positief en negatief. Objectief en subjectief. Maar dat mag geen alibi zijn om alles bij het oude te laten, of zich fatalistisch neer te leggen bij de wending die de toekomst zou kunnen nemen. We zijn wel degelijk in staat om ons leven, onze toekomst zelf in handen te nemen. Dat gaat wellicht makkelijker wanneer we van de lente naar de zomer evolueren (de voorbije dertig jaar), dan wanneer de herfst en de winter er straks aankomen (de komende tien tot twintig jaar). Als de dagen korter zijn, sluiten we ons meer in huis op, en zo wordt de neiging groot om meer slechts dan goeds te zien in de medemens, terwijl de meeste mensen toch echt wel deugen. In onszelf gekeerd zullen we het verleden idealiseren of romantiseren, terwijl de mensheid er – objectief gezien – vroeger slechter aan toe was dan vandaag.
In onszelf gekeerd zullen we het verleden idealiseren of romantiseren, terwijl de mensheid er, objectief gezien, vroeger slechter aan toe was dan vandaag.

We laten ons meeslepen in de stroom aan negatief nieuws, terwijl er elke dag veel goede dingen worden verzet. We laten onze gevoelens, en in het bijzonder onze angsten, de bovenhand halen op de feiten en op de rede. In de donkere wintertijd willen we door de koude snel op bestemming zijn en schuwen we de kronkelweg, en dus zien we de loop van de geschiedenis en de toekomst als één rechte lijn, terwijl het eerder rivieren zijn die al meanderend hun weg zoeken naar zee. We neigen er ook naar om persoonlijke en maatschappelijke anekdotes te veralgemenen, terwijl een enkel individu nooit het centrum van het universum kan zijn (tenzij van zijn eigen universum). We maken de onfatsoenlijke fout om iedereen over dezelfde kam te scheren, van ‘dé mensen’, of ‘dé jeugd’, terwijl elke mens uniek en anders is, en groepen van mensen van elkaar verschillen. We bezondigen onszelf eraan bevestiging te gaan zoeken voor onze eigen waarheid, ons eigen grote gelijk, terwijl de waarheid vaak in het spreekwoordelijke midden ligt.
Ik herken door de jaren heen veel van mezelf in het concept van het ‘possibilisme’, zoals de overleden Zweedse arts en auteur Hans Rosling dat ooit mooi omschreef: ‘Iemand die niet zonder reden hoop heeft en niet zonder reden bang is, iemand die voortdurend weerstand biedt aan het overdramatische wereldbeeld’, en de hoop op vooruitgang nooit opgeeft. Net zoals onze betreurde rector van de Vrije Universiteit Brussel, Caroline Pauwels, die ons deze maand 2 jaar geleden veel te jong en veel te vroeg ontviel. Voor velen, en ook voor mezelf, blijft Caroline een toonbeeld van een possibilist pur sang, gedreven door een geloof in de wetenschap, een positieve energie om horizonten te verruimen en mensen samen te brengen.
Als je denkt dat je zult vallen, is de kans groter dat je valt. Als een soort selffulfilling prophecy.

Caroline was een wetenschapper, maar ook een vrouw met een groot hart voor mensen die hun vleugels uitslaan en horizonten verruimen. ‘What if I fall, oh but my darling, what if you fly?’ van de jonge Australische dichter Erin Hanson was een van haar favoriete lijfspreuken. In het leven is er altijd wel een tegenwind die opsteekt, wist Caroline als geen ander. Soms zit dat in grote dingen, soms in kleine. Maar waarom zou je je laten verlammen door angst, vroeg ze zich kort voor haar overlijden in een interview af. Toen ze de diagnose van kanker kreeg, dacht ze in zichzelf: maar het kan ook goed komen. Uiteindelijk ontdekte ze dat niet alles aan ziek zijn afschuwelijk is. ‘Je leert zo veel. Je voelt enorm veel liefde van mensen. Het is opmerkelijk hoeveel liefde en vriendschap men ineens uitspreekt, zonder dat je ervoor dood bent moeten gaan! (lacht) Je kunt je afvragen of hoop naïef is, maar ik geloof graag in positief zijn, als een soort selffulfilling prophecy. Als je denkt dat je zult vallen, is de kans groter dat je valt. Maar als je gelooft dat je misschien zult vliegen ...’

Dat is de levensles die ik graag van Caroline Pauwels meeneem: ook in de moeilijkste momenten mag angst geen bezit nemen van ons leven, en moeten we tegen de stroom op roeien en de hoop blijven voeden dat het opnieuw beter zal gaan. Het leven heeft nog zoveel te bieden, ook als het straks winter wordt.
Dit is een licht bewerkte tekst uit mijn boek ‘De toekomst is terug. Een oproep om ons leven in handen te nemen’, verschenen bij Pelckmans, verkrijgbaar in de betere boekhandel en online.



