Wat een half-demon K-popster ons leert over schaamte, selflove en glittertranen.
- elisabet82
- Aug 5
- 5 min read
Updated: Aug 6
Door Hamza Ouamari -
Heb je het al gezien? Nee maar écht. Heb. Je. Het. Al. Gezien. K‑Pop Demon Hunters is niet zomaar een Netflix-film. Het is een cultural reset. Een animatie-megahit over girl power, trauma, demonen (de innerlijke soort, maar ook de glinsterende met hoorns). Een roze, demonische, licht hysterische klap in je gezicht over alles wat je probeert te verstoppen achter een perfecte Instagram-ratio. (Die trouwens nu 3:4 is. Keep up.)
Nummer 1 op Netflix. Nummer 1 op de Billboard. Nummer 1 in het hoofd van iedereen met een beetje smaak. En als je nu denkt: “Oh, gaat dit over K-pop?” Grow up. Of nee. Wacht! Stay young with me! Want deze film gaat over jezelf zijn. Over maskers afzetten. Over huilen in glitter. En ja, toevallig ook over choreografieën die viraler gaan dan al die Google VEO 3-video’s.

Want wie had gedacht dat een half-demon K-popster met identity issues ons allemaal zó hard zou raken? Of beter gezegd: zou ontmaskeren. Enter Rumi.
Zij is half demon, half people pleaser, full icon. Ze verliest haar stem — letterlijk — en moet zichzelf terugvinden in een wereld die liever heeft dat je glimlacht dan dat je echt spreekt. Maar Rumi probeert het toch.
En dus is de vraag : Wat kunnen wij, met al onze eigen perfect opgetrokken filters en emotionele schuilkelders, leren van een demon die gewoon écht probeert zichzelf te zijn?
Let’s get into it.
Je kan niet de hele tijd spelen wie ze van je verwachten. Soms zegt je lijf gewoon: nope.
Rumi verliest haar stem. Niet figuurlijk. Gewoon: geen geluid meer. Want jaren presteren, pleasen, lief zijn, aanpassen en je 'ware ik' verstoppen onder glitter en perfectie? Daar gaat je strottenhoofd blijkbaar van staken. En eerlijk: hoe vaak heb jij iets ingeslikt dat je had willen uitschreeuwen? Misschien niet letterlijk. Maar je weet precies wat we bedoelen.
Dat je lichaam niet oneindig meewerkt aan je zelfverloochening. Je stem, je energie, je drive,… alles gaat op slot als jij blijft verdwijnen voor anderen. Dat moment waarop Rumi probeert te zingen maar alleen stilte produceert, krijgt extra gewicht in de song “What It Sounds Like”. Niet horen wat je wil zeggen omdat je jezelf allang kwijt bent.
Dus: als je weer op automatische piloot "ja tuurlijk!" zegt terwijl je eigenlijk allesbehalve oké bent, misschien toch even niks zeggen. Of, als je durft: zeggen wat je eigenlijk bedoelt.
De kant van jezelf die je verbergt, is vaak de kant die je kracht geeft.
Rumi is half demon. Ze probeert haar demon-zijn weg te moffelen alsof het een slecht kapsel is. Maar het is net die kant die haar sterker maakt. We kennen het allemaal. Je accent wat platter maken. Je ‘grote’ persoonlijkheid wat dimmen. Je trots inslikken. Want je wil niet te luid, te aanwezig, te iets zijn. Maar hoe lang moet je jezelf eigenlijk nog excuseren voor iets dat je niet eens gekozen hebt?
De kracht van Rumi zit niet in haar controle, maar in haar loslaten. In “Free” hoor je het ook letterlijk. Het is pas als ze stopt met vluchten voor haar demonen — letterlijk en figuurlijk — dat ze ademruimte vindt. En verbinding.
Dus: als je jezelf weer begint bij te schaven voor je “te veel” bent, herinner jezelf eraan dat je niet geboren bent om in de smaak te vallen. Je bent hier om op te vallen.
We mogen terug leren om hongerig te zijn naar meer. En dat is iets moois.
Ergens onderweg zijn we gaan geloven dat passie iets is om te temperen. Dat je niet te hard mag willen, niet te snel mag gaan, niet te zichtbaar mag stralen. Alsof het ambitie is die gevaarlijk is, en niet de middelmatigheid waar je je elke dag aan aanpast.
Rumi, Mira en Zoey hebben daar lak aan. In “How It’s Done” trekken ze alle lades open. Geen valse bescheidenheid. Geen afwachtende beleefdheid. Gewoon: drive, discipline, vuur. Niet voor de likes, maar omdat het moet. Omdat je het voelt in je botten.
Dus: als je weer op het punt staat je dromen op te delen in hapklare stukjes zodat niemand schrikt…stop. Niet kleiner dromen. Groter bewegen. Je bent hier niet om het goed te doen. Je bent hier om te laten zien hoe het moet.
Als je jezelf moet verliezen om te winnen, is het geen overwinning.
Huntr/X schrijft Takedown samen. Rumi schrijft met vuur in haar lijf. Hard tegen hard. Kill the noise. Kill the threat. Kill the demon. Maar zodra ze het performen, voelt het fout. Het werkt niet. Het resoneert niet. En ergens onderweg beseft ze: dit is niet mijn stem. Het is een echo. Een wraakfantasie die meer van de vijand wegheeft dan van haarzelf.
Takedown is dan ook geen anthem. Het is een waarschuwing. Het is wat er gebeurt als je te lang probeert te overleven in een wereld die je constant dwingt om harder te worden dan je eigenlijk bent.
Dus: als je merkt dat je begint te vechten op een manier die je eigenlijk niet herkent, check dan even in bij jezelf. Niet elk gevecht vraagt om vuur. Soms is de enige manier om jezelf terug te winnen… weigeren om te veranderen in wie je probeert te verslaan.
Soms is het geen nieuwe versie van jezelf die je nodig hebt. Maar gewoon de ruimte om te groeien in wie je al was.
Het nummer ‘Golden’ komt vroeg in de film voor. En keert op het einde weer terug. En dat is geen toeval. Want waar Rumi start als iemand die zichzelf kwijt is, eindigt ze als iemand die eindelijk durft te zijn wat ze allang was. Niet veranderd. Gewoon: aangekomen. We zijn zo gewend aan transformaties dat we vergeten hoe zeldzaam het is om gewoon te landen. Niet in iets nieuws. Maar in iets echts.
Dus: als je het gevoel hebt dat je ‘nog niet genoeg gegroeid bent’, vraag je dan eens af of je echt moet veranderen. Of gewoon wat ruimte moet maken om thuis te komen.
En misschien is dat wel het krachtigste aan K‑Pop Demon Hunters: Dat het niet zomaar een verhaal is over één meisje dat haar stem terugvindt, maar een spiegel voor iedereen die ooit het gevoel had dat hun verhaal er niet bij hoorde.
Op TikTok zie je mensen wereldwijd de drie demon hunters natekenen. Niet zoals ze eruitzien in de film, maar zoals zij ze zíen: met hun eigen vlechten, hun eigen sieraden, hun eigen verleden. Ze geven ze nieuwe namen, andere kleuren, andere achtergronden en toch voelen ze allemaal juist.
Want of je nu queer bent, chronisch onzeker, uit de diaspora, neurospicy, of gewoon iemand die altijd net een beetje too much is geweest voor de wereld om je heen: je ziet jezelf in die demonen. En ineens zijn ze geen monsters meer. Maar iets veel krachtigers: herkenning.



