Nederland kiest voor optimisme in de plaats van haat beleid
- elisabet82
- 4 days ago
- 3 min read

Na maanden van onzekerheid en politieke chaos kozen de Nederlanders voor optimisme. Waar eind augustus nog leek dat Geert Wilders’ PVV opnieuw de verkiezingen zou winnen, draaide het tij. De stem van de Nederlander in 2025 ging niet naar woede of angst, maar naar stabiliteit en goed bestuur. Polarisatie verliest uiteindelijk altijd van redelijkheid en vooruitgang, zo wordt weer maar eens bewezen.
Rewind: van waar komen de vervroegde verkiezingen?
De verkiezingen kwamen er niet uit het niets. In juni trok Geert Wilders zelf de stekker uit zijn kabinet, het meest rechtse dat Nederland ooit kende. De breuk draaide om migratie: zijn eigen minister, Marjolein Faber, kreeg haar beloofde “strengste asielbeleid ooit” niet van de grond. Al snel liep ze vast op Europese regels en internationale verdragen. Een bewijs dat het rechtssysteem nog altijd stevig genoeg is om politieke extremen te temperen.

Exit Wilders en de PVV dus. Wat volgde, was bestuurlijke chaos: een vallend kabinet, een gefrustreerde bevolking en peilingen die alle kanten op schoten.
Een week voor de verkiezingen zei meer dan de helft van de Nederlanders nog te twijfelen. Nooit eerder was het aandeel zwevende kiezers zo hoog. Politieke analisten spraken van “het meest wispelturige electoraat in decennia”.
Optimisme vs. haat: Jetten versus Wilders
Eind juni, vlak na de val van het kabinet-Schoof, leek D66 onder Rob Jetten volledig te verdwijnen. De partij bungelde rond de zesde plek in de peilingen, met nog geen tien zetels in zicht. Maar toen gebeurde iets wat niemand zag aankomen: Jetten begon aan een indrukwekkende inhaalrace. Vier weken later stond hij opeens naast Geert Wilders, allebei met 26 zetels en Jetten als de meest voor de hand liggende nieuwe premier.
Hoe kan da? Anders dan andere linkse partijen, verdedigde Jetten de status quo niet, maar bood hij een radicaal optimistisch weerwoord. Zijn slogan “Het kan wél” werd aanvankelijk onthaald als té soft, maar de aanhouder wint, wist Jetten. En dat vond de kiezer ook.

In de debatten ging hij consistent de confrontatie aan met Wilders, zonder op zijn niveau te dalen. “We kunnen er morgen voor kiezen om nog eens twintig jaar te luisteren naar uw chagrijnige haat,” zei hij tijdens het NOS-slotdebat, “of we kiezen voor positieve krachten om dit probleem op te lossen.”
Die optimistische houding werd hét handelsmerk van zijn campagne. Ook buiten de politiek wist hij punten te scoren: zijn optreden in De Slimste Mens, waar hij het tot de finale schopte, liet zien dat hij niet alleen een politicus is, maar ook gewoon een vlotte, sympathieke gast. Precies wat veel kiezers zochten in een tijd dat ze de politieke schreeuwerigheid meer dan zat waren.

Een nieuwe wind
Met de overwinning van D66 en de mogelijke benoeming van Rob Jetten als nieuwe premier krijgt Nederland niet alleen zijn jongste regeringsleider ooit, maar ook zijn eerste openlijk homoseksuele minister-president. Maar belangrijker: Nederland koos voor stabiliteit en hoop, en dat in een Europa waar rechtse populistische regeringen meer en meer aan zet zijn. België was op dat vlak voorloper: met de nipte winst van N-VA op Vlaams-Belang, waren wij een van de eerste landen die radicaal rechts de pas wisten af te snijden.
Nederland keek naar populistisch bewind en besloot dat het welletjes was. Betrouwbare regeringsleiders met effectieve oplossingen lijken het zo te winnen van onbetrouwbare schreeuwers. Of toch al nipt op dit moment. Waait er een fris windje door conservatief Europa?



